Sunday, April 08, 2007

Verloren slag - bijdrage in het kader van het paasweekendintellectualisme.

De afgelopen twee weken kon je niet om René Cuperus van de Wiardi Beckman Stichting- heen. Hij is één van de twee hoofdauteurs van de bundel 'Verloren Slag', die bij onstentenis van een eigen PvdA-commissie de verloren Tweede Kamer-verkiezingen voor de partij analyseert. Met het kopen van de bundel ondersteun je meteen de partijkas, want met € 20 voor een pocket van zo'n 180 bladzijden is hij niet goedkoop.

De bundel bevat een aantal bijdragen van onder meer communicatiewetenschapper Liesbeth van Zoonen, politicoloog André Krouwel, hoogleraar politicologie Kees van Kersbergen; Gerrit Voerman en Paul Lucardie van het Nederlands Documentatiecentrum Politieke Partijen en verkiezingsonderzoeker Philip van Praag. En natuurlijk van WBS-medewerkers Frans Becker en René Cuperus zelf.

Wat is er toch gebeurd met de PvdA tussen de enorm succesvolle gemeenteraadsverkiezingen van februari 2006 -waarbij de partij van Bos op 60 virtuele kamerzetels stond- en 22 november waarbij ze net de helft haalde? Dat is de leidende vraag in het boek. Er kunnen verschillende soorten antwoorden aangedragen worden: campagnematig; sociologisch, cultuurhistorisch.

Campagne. Philip van Praag wijst op de schokkend onprofessionele campagne – en dat van de campagnepartij bij uitstek. De PvdA-campagne had geen antwoord op de harde op Bos gerichte campagne van het CDA. Die viel na de monster-overwinning toch te verwachten, aldus Van Praag. De PvdA moert zich ook bewust zijn geweest van het verschijnsel, na de anti-Kerry campagne van Bush die niet terugdeinste voor manipulaties en onwaarheden. Ook het vereiste antwoord op een dergelijk campagne was al bekend: snel en krachtig reageren en verdachtmakingen en insinuaties vooral niet laten doorsmeulen. Niettemin was dat precies wat de PvdA deed.
De PvdA reageerde ook traag en ineffectief toen de Netspar-lezing van Bos uitmondde in de beschuldiging van Van Dam dat Bos de bejaarden ging pakken. CDA 'Dark Lord' Verhagen hoefde alleen nog maar in te koppen: 'Met Bos ben je de klos'. Met het allochtonen-debat en het Armenië-debat gebeurde hetzelfde. De partij reageerde traag en verdeeld.
Intussen profileerde Marijnissen zich steeds meer als een gematigd en ervaren politicus met een gemoedelijke en vaderlijke uitstraling en werd de SP in snel tempo een alternatief voor potentiële PvdA-stemmers. Daarnaast was Balkenende vanaf de zomer bezig aan een come-back. Hij kon ook eigenlijk niet meer dieper zinken. En in de aanloop naar verkiezingen versterken succes-verhalen het succes. Vanaf dat moment had Balkenende het tij mee.

Leiderschap. Liesbeth van Zoonen neemt het leidersschap van Bos verder onder de loep. In 2003 had Bos het voordeel van de buitenstaanders-bonus -hij was nieuw. Dat voordeel had hij niet meer in 2006. In 2003 profileerde Bos zich vooral als postmoderne leider, 'faciliteerder', en als luisteraar. Dat beeld werd niet bijgesteld in 2006, terwijl toen veel meer behoefte was aan duidelijkheid uitstralende leiders. Dát had Bos nu net niet gedaan: hij had zich vaak aangesloten bij Balkenendes hervormingsplannen en ze in de kamer hooguit wat afgezwakt. Op internet woedde al langer onvrede over de weigering van Bos om en duidelijke lijn te trekken. In wezen kon je het draaikont-verhaal al aan zien komen. Intussen sloeg de stemming om. Nederland had niet meer zo'n behoefte aan het transformationeel leiderschap, de bemiddelende en luisterende rol van Wouter Bos. Ook zijn min of meer 'metroseksuele' uitstraling was passé, de “überseksueel” was allang in. En polariseren en confronteren had de voorkeur boven binden en bemiddelen.
Van Zoonen blijft een fan van Wouter, en geeft haar bijdrage dan ook de titel 'De zachte krachten zullen zeker winnen in het eind'-naar een dichtregel van Henriëtte Roland Holst. Maar hoe dat zou moeten gebeuren, vermeldt ze echter niet.

Concurrentie: het CDA slalomt naar rechts. De bundel bevat twee bijdragen over 'de concurrentie': één over de SP (van Voerman en Lucardie) en één over het CDA (van kersbergen en Krouwel). Wat mij betreft schiet de bijdrage van Voerman en Lucardie tekort. Natuurlijk, de SP schuift steeds meer op naar het midden, als zij denkt daar kiezers aan te kunnen dragen. Maar dat verklaart nog niet de enorme aantrekkingskracht van de partij en daar had ik ook wel graag wat over gelezen. Van Kersbergen en Krouwel zijn scherper in hun analyse van het CDA. Het regeerakkoord van CDA, PvdA en CU is meteen betiteld als 'spruitjescoalitie'. Sommigen hebben dat gemakzuchtige kritiek gevonden, maar het is niet geheel onterecht: het akkoord verwijst expoliciet en vol heimwee naar de verdwenen sociale verbanden waarin burgers zich in de vorige eeuw bevonden. Het CDA is de afgelopen jaren in ethisch-cultureel opzicht een uitermate conservatieve koers gaan varen. Dat nadat ze -tijdens de kabinetten met de VVD- op sociaal-economisch terrein zich had aangesloten bij het neoliberalisme.
Na decennia lang met religie als belangrijk bindmiddel voor haar sociaal diverse achterban, een 'politiek der bemiddeling' gevoerd te hebben (in de woorden van K&K: "de religieus geïnspireerde, ideologisch vertaalde, institutioneel gewortelde en politiek in praktijk gebrachte overtuiging dat maatschappelijke belangenconflicten via politieke middelen moeten worden opgelost om de harmonie van de samenleving te behouden of te herstellen"), stuitte die politiek in de jaren tachtig op haar grenzen. De financiële middelen voor een politiek van uitruil waren niet meer beschikbaar; de voortgaande secularisatie zette de samenhang in de partij en haar positie op de kiezersmarkt onder druk.

Hoewel de partij eerst nog naar links leek te slalommen, zette Balkenende met de introductie van het begrip 'eichv'rantwoor'keid' de solidariteit, ooit een van de uitgangspunten van het CDA onder druk. Bovendien nam het CDA met de VVD eendrachtig afstand van het maatschappelijk middenveld -ooit één van de pijlers onder haar 'politiek der bemiddeling'. Ze begon bijvoorbeeld woningbouwverenigingen en gezondheidsinstellingen enthousiast te vermarkten. Deze houding kwam haar op een fiks conflict met de vakbeweging te staan. En mede onder invloed van Pim Fortuijn en van het conservatisme in de VS nam het CDA ook op ethisch-cultureel gebied een uitermate conservatief standpunt in. Balkenende formuleerde een eigen conservatieve vorm van Etzioni's communautarisme: een pleidooi voor oude vertrouwde gezins- en buurtverbanden volgde. En belangrijker, Balkenende stelde dat door het voortgaande proces van secularisatie en religieus en moreel vacuum was ontstaan, dat alleen kon worden opgevuld door een stevige set van (calvinistische) normen en waarden waarmee niet te marchanderen valt. Op dat onderwerp kan Balkenende bijna autistisch te werk gaan. Pluriformiteit, homohuwelijk, aleenstaande moeders, ze zijn Balkenende een doorn in het oog. In dat opzicht is de band met de cultureel-ethisch al even conservatieve CU niet zo vreemd.


De kiezer is hervormings-moe. Spagaat, dat is het favoriete woord van Cuperus om de toestand van de Pvda te beschrijven. Net als grote volkspartij CDA heeft de PvdA moeite om haar zeer diverse achterban bijeen te houden. Breekpunt is duidelijk: sociaal-economische beleid. De Netspar-lezing van Bos en de nasleep daarvan illustreert dat goed. De solidariteit staat onder druk, degenen die het goed gaat willen niet meer betalen voor diegenen die misschien wel 'niet hard genoeg hun best doen om te werken, of erger, de boel tillen.

Daags na de verkiezingen liepen de veklaringen voor de uitslag uiteen van 'hernieuwde voorkeur voor scherp geprofileerde podities en dito leiderschap', tot 'afbrokkeling van het centrum' tot -wat ik zelf ook onderschreef: een conservatief-progressieve tweedeling die dwars door de links-rechts tweedeling heen liep. Progressieve partijen -PvdA, D66, GL- verloren en links-conservatieve (SP, CU) en rechtsconservatieve (PVV, CDA) partijen wonnen. Cuperus werkt die laatste stelling uit en spitst hem toe: het gaat niet precies om progressief versus conservatief, stelt hij, maar om de winnaars en de verliezers van de globalisering. Het is ook deze spagaat die in de PvdA een belangrijke rol speelt.

Globalisering, leidend tot een proces van meer economische concurrentie maar ook culturele concurrentie (door toenemende immigratie) en politieke concurrentie (tussen nationale en supranationale politieke actoren zoals de EU) kent winnaars en verliezers. Winnaars zjn de cosmopolitische burgers, ondernemers en werknemers in sectoren die open zijn voor concurrentie. Verliezers zijn de ondernemers en werknemers in traditioneel beschermde sectoren en laagopgeleiden. In landen waarbij regeringen een (gematigde) koers ten gunste van de winnaars varen, zal de politieke fragmentatie toenemen en zullen sterk rechtse partijen een cultureel conservatief programma voeren en linkse partijen een sociaal-economisch conservatief programma. Intussen haakt een veelal laagopgeleid deel van de bevolking af: het zogeheten 'Prekariat'. De uitdaging is dus -al zegt Cuperus dat niet met zoveel woorden- om een progressieve lijn te houden maar tegelijkertijd verantwoordelijkheid te houden voor de 'achterblijvers', opdat zij kunnen blijven participeren of soms zelfs daartoe gedwongen worden.

Daarnaast speelt een grote vermoeidheid van het publiek met de 'grote hervormingen' die vanaf de jaren tachtig steeds over Nederland uitgestrooid zijn- de veranderende verhouding vande overheid tot de private sector; introductie van marktwerking in diezelfde publieke sector; en een haast permanente hervorming van de sociale zekerheid om nog maar te zwijgen van alle onderwijshervormingen. De PvdA heeft daarbij steds een belangrijke rol gespeeld - maar intussen verloor zij haar sociale gezicht en werd de SP het toevluchtsoord. Terwijl de burger, in de woorden van Paul Schnabel, richting Scandinavië wil (het Scandinavisch model omarmt met een sterk sociale zekerheid en een open economie), koersen diverse opeenvolgende kabinetten richting VS (een neoliberaal model met een schrale publieke sector en veel "eichv'rantwoor'keid"). Bovendien joeg de PvdA met haar technocratische management-insteek veel werkers in de publieke sector tegen zich in het harnas.

Conclusie. Dat wordt nog een harde dobber voor 'bindend leider' Bos. Het betekent namelijk pijnlijke keuzes maken terwijl de SP hem elk moment in de wielen kan rijden. Ook aan de vakbonden heeft hij niet veel, want die neigen momenteel eerder naar de SP dan naar de PvdA; van hen valt dus weinig leiderschap in deze richting te verwachten. In dit kabinet zie je de PvdA afstand nemen van het cultureel conservatisme van de CU en het CDA, maar daarmee krijgt zij niet meteen haar sociale gezicht weer terug. De uitdaging voor de PvdA ligt er in om een alternatief te formuleren voor de conservatieve waarden en tegelijkertijd een moderne vorm van solidariteit te formuleren. En of ze dat kan, terwijl ze in de regering zit? Als ik zie hoe weinig de PvdA-intellectuelen zich roeren binnen de partij, dan heb ik daar een hard hoofd in.