Monday, January 12, 2009

Het Reservaat der Slechte Dingen.



"Wat zegt-ie nou? ", dacht ik toen ik Harry Borghouts statement las in de Volkskrant afgelopen zaterdag: dat het rookverbod de positie van de overheid ondergraaft. Harry Borghouts is Commissaris der Koningin in Noord-Holland, en daarmee de hoogste gezagsdrager van GroenLinkse afkomst. Omdat ik altijd benieuwd ben hoe GroenLinksers gezagdragen, volg ik hem nauwgezet.

Harry vond, als de Volkskrant hem goed geparafraseerd heeft, dat het rookverbod het broodnodige draagvlak onder de bevolking mist. Daarom kan het in zijn ogen geen succes worden. ‘Als een wet in het Staatsblad staat, is de wereld nog niet veranderd’, aldus Borghouts. De Voedsel- en Warenautoriteit is volgens hem ‘eenvoudig’ niet in staat om het verbod, dat sinds juli vorig jaar geldt, te handhaven.

Klink reageerde als door een wesp gestoken, en speelt meteen op de man. Zwak. Even later las ik de reactie van Christian Jongeneel, die de redenering doortrekt: moet je dan elk verbod wat niet helemaal te handhaven is, maar opheffen? Maar hoe vaak ik het ook met Christian eens ben, dit vond ik ook weer te simpel. Want er is inderdaad iets met het rookverbod. Het zit niet helemaal lekker. Het wringt ergens.

Dat heeft niet alleen te maken met de haalbaarheid van het verbod en de mogelijkheid het te handhaven. Natuurlijk, zoals Gabriël van den Brink zegt: als het 'bijna een militaire operatie wordt' om het rookverbod te handhaven, dan moet je je nog eens achter de oren krabben. 'We leven niet in een politiestaat', zoals Wim Derksen zegt.

Met een beroep op de volksgezondheid, is het heel logisch om roken te verbieden in openbare gebouwen. Ik rook zelf ook -niet veel, maar toch- en ik heb geen enkele moeite me daar aan te houden. Een rookverbod in restaurants vind ik ook uitstekend; anders heb je gewoon minder lol van je eten.

Maar een zo ver reikend rookverbod is meer dan een beroep op de volksgezondheid en sociaal gedrag. Het werd ingevoerd met het oog op beschermen van de gezondheid van werknemers. Die redenatie is denk ik eerder gevolgd omdat die de meest stevige rechtsgrond bood, dan dat die nu zo toepasselijk was: veel van de tegenstanders van het rookverbod in de horeca zijn kleine zelfstandigen die zelf achter de tap staan en deze 'bescherming' kunnen missen als kiespijn. De wet ademt een overmaat aan maakbaarheidsdenken. Dat is dit kabinet niet vreemd: wilde het niet ook al kindergeluk garanderen door kinddossiers, dronken worden tegengaan door het tapverbod beter te handhaven, en pornofilms verbieden op de publieke omroep?

Al een paar jaar vind ik dat de discussie over roken trekken krijgt van een kleine hetze. Alles lijkt geoorloofd tegen die laatste overgebleven rokers. Dat wordt gedaan met een beroep op de 'maatschappelijke kosten' van het roken. Maar automobilisten doen ook iets dat heel slecht is voor de gezondheid van anderen: energieverspilling, fijnstof, uitlaatgassen, verkeersdoden, milieuvervuiling, landschapsvernietiging, noem maar op. Genoeg redenen om de automobilisten het vuur aan de schenen te leggen, de benzine tien keer zo duur te maken, en langzaam maar zeker de auto de duimschroef aan te zetten: verboden te rijden behalve op electriciteit. De wereld zou te klein zijn.

De maatregel is dus overtrokken. Maar er is nog een reden waarom een totaal rookverbod onverstandig is. Ik denk niet dat het goed is om mensen zo in een keurslijf te dwingen van alleen maar 'goede' dingen te doen. Nogmaals Gabriël van den Brink: "Er moeten bepaalde plaatsen blijven waar mensen slechte dingen kunnen blijven doen. In het café drink je teveel, daar vertel je sterke verhalen, het is een plek waar je even los gaat."

Dat is de reden waarom GroenLinks in de Kamer tegen het rookverbod had moeten stemmen. Laat kleine kroegbazen zelf besluiten of ze hun kroeg al dan niet rookvrij willen hebben. Niet-rokers hebben dan nog plekken genoeg om uit te gaan. Dat kleine rokerige café, dat is het laatste Reservaat der Slechte Dingen. Dat moet behouden blijven.