Saturday, December 22, 2007

Dat laatste archïsche restje discriminatie

Het is natuurlijk een archaisch verschijnsel in de 21ste eeuw: een politieke partij in Nederland die vindt dat vrouwen niet bestemd zijn om te regeren en dus zich niet namens de partij verkiesbaar mogen stellen. Ze mogen natuurlijk wel stemmen: op mannen.

Enige tijd terug deed de Raad van State een uitspraak over of het al dan niet rechtmatig was dat de toenmalige Minister van Binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties de subside aan de SGP had stopgezet. De minister had de subsidie overigens stopgezet na een eerdere gerechtelijke uitspraak.
De Raad van State oordeelde in haar uitspraak dat "het Vrouwenverdrag niet noopt tot het buiten toepassing laten van de Wet subsidiëring politieke partijen’ waar het gaat om de subsidieaanvraag van de SGP. De Nederlandse wetgever heeft bij de totstandkoming van die wet een afweging gemaakt tussen het belang van gelijke behandeling en het belang van politieke partijen om de vrijheid te hebben hun gedachtegoed uit te dragen. Die afweging laat artikel 7 van het verdrag toe." De Raad vond dat het vrouwen vrij staat zich op andere wijze te verenigen en bij andere partijen actief te zijn, of er zelf één op te zetten.

Dat vond ik toen al een rare uitspraak. Als allochtonen zouden worden geweigerd bij een horeca-gelegenheid, en dat werd goedgekeurd met het argument dat er nog voldoende andere café’s zijn waar ze heen kunnen, of dat ze zelf een restaurant op kunnen zetten, dus dat deelname aan het uitgaansleven verzekerd is, dan zou de wereld te klein zijn. Maar bij een grondrecht als deelname aan politieke besluitvorming mag dit gesjacher blijkbaar wel. De Raad van State oordeelde echter dat "maatregelen die vrijheden en rechten van een politieke partij beperken, slechts onder bijzondere omstandigheden zijn gerechtvaardigd. Politieke partijen zijn essentieel voor het goed functioneren van een pluriforme, democratische samenleving."

Gister heeft het Gerechtshof in Den Haag uitspraak gedaan over een andere zaak die door het Clara Wichmann proefprocessenfonds was aangespannen. De rechter oordeelde dat de SGP vrouwen discrimineert doordat zij namens die partij geen politieke functies mogen bekleden. De Staat moet nu optreden tegen het feit dat de SGP vrouwen discrimineert.



Het is interessant om even naar de overwegingen te kijken. De Staat en de SGP, vonden dat niet tegen de SGP hoeft te worden opgetreden omdat dan een inbreuk wordt gemaakt op grondrechten van de SGP, te weten (a) het recht van de vrijheid van godsdienst, (b) de vrijheid van vereniging en (c) de vrijheid van meningsuiting.

De rechter heeft geoordeeld dat de vrijheid van godsdienst niet in de kern wordt geschonden. "SGP-leden worden niet belemmerd in het belijden van hun geloof als zij gedwongen worden vrouwen niet uit te sluiten van het passief kiesrecht. De kern van het recht op godsdienstvrijheid is de bescherming van de persoonlijke geloofsovertuiging en de handelingen die daarmee nauw verbonden zijn, zoals daden van verering die deel uitmaken van een religieuze praktijk in een algemeen aanvaarde vorm", vindt de rechter. Oftewel: de SGP leden kunnen nog steeds naar de kerk en daar hun geloof belijden zoals zij willen, daar doet het feit dat zij vrouwen in principe moeten toestaan zich verkiesbaar te stellen, niets aan af. Religie, zegt de rechter hiermee, is een privézaak. Dat is een uitspraak met belangrijke gevolgen: het betekent dat georganiseerde religies zich niet op de vrijheid van godsdienst mogen beroepen als zij anderen in hun vrijheid willen belemmeren. Persoonlijk juich ik dat toe.

Ook de vrijheid van meningsuiting van de SGP is niet in het geding, omdat "een maatregel die de SGP ertoe dwingt om vrouwen niet uit te sluiten van het passief kiesrecht de SGP-aanhangers op geen enkele manier belet om het vrouwenstandpunt uit te dragen, in het parlement of elders". Kort gezegd, ook al moeten ze vrouwen toestaan zich verkiesbaar te stellen, SGP-ers kunnen nog steeds zeggen wat zij willen.

Het recht van vrijheid van vereniging, het recht om een partij naar eigen inzicht te organiseren en zelf te beslissen wie de partij vertegenwoordigt in de Kamer, wordt met het nemen van maatregelen volgens het hof "weliswaar aangetast, omdat de SGP-leden zich dan niet kunnen verenigen en organiseren op de grondslag zoals zij die wensen, maar het gaat hierbij slechts om één aspect van hun ideologische grondslag. De inbreuk gaat niet verder dan dat de SGP belet wordt op voorhand al haar vrouwelijke leden van het passief kiesrecht uit te sluiten. Zij kunnen zelf bepalen hoe ze de kandidatenlijsten willen samenstellen en welke politieke standpunten de kandidaten uitdragen. Ook het vrouwenstandpunt kunnen zij uitdragen". Kort gezegd, ze moeten weliswaar vrouwen toestaan zich kandidaat te stellen, en dat tast engszins de grondslag aan waarop zij zich verenigen, maar ze kunnen nog steeds gewoon die vrouwen niet kiezen.

De rechter vindt dat de schending van het essentiële en fundamentele grondrecht van het verbod op discriminatie van (in dit geval) vrouwen wel degelijk zwaarder dan de aantasting van onder meer de vrijheid van vereniging. Dat lijkt me terecht. De Staat moet nu een list verzinnen, en de SGP alsnog dwingen toe te staan dat vrouwen zich verkiesbaar stellen.