Sunday, December 30, 2007

De psychologie van de Lust: over Freud, ars erotica en erotische poëzie.



Paul Cézanne, De Verleiding van de Heilige Antonius.

Het sekspamflet van Waterland nadert zijn voltooiing. Momenteel zijn we aan het werk aan het laatste hoofdstuk: over lust. Lust die ogenschijnlijk zo'n belangrijke rol speelt in de vaak gesignaleerde 'pornoficatie van de samenleving'. Alleen, met Ariël Levy vraag ik mij af: wat je ziet in die reclame-afbeeldingen en porno-afbeeldingen, ís dat wel lust? Nog los van de sekse-stereotypen, de onrealistische verbeelding van seks: hoe bevrijdend kan het zijn, vraagt Levy zich af, om je te gedragen als een naaktdanseres of porno-ster, vrouwen wiens werk het nota bene is te doen alsof? Om je dezelfde dodelijk verveelde lege blik aan te meten, en je lichaam in houding en uiterlijk neer te zetten als een object? Hoe komt het dat beelden als sexy of geil woren neergezet, die totaal zijn losgeraakt van doorleefde seks en doorvoelde lust? Is dat omdat juist die leegheid, net zoals junkfood, een altijd onbevredigd verlangen oproept naar meer, meer en meer, in plaats van de eigen lustbeleving te wekken en te stimuleren? Zomaar 'meer meer en meer', dat is niet wat ik bedoel met lust. Lust kan wat mij betreft niet los staan van subjectieve beleving.

Filosofie en psycho-analyse. Alvorens mijn eigen gedachten op papier te zetten, dook ik eerst een stukje in de filosofie en de psycho-analyse. Dat had ik misschien niet moeten doen, maar ik was nieuwsgierig naar wat de heren psycho-analytici en wijsgeren dachten over lust. Is lust, zoals zo vaak de onuitgesproken vooronderstelling is in literatuur en zelfs in beleid, zo'n vreselijke natuurkracht die onderdrukt moet worden? Moeten wij beschermd worden tegen onze eigen lust, misschien zelfs wel van overheidswege?

Eerstens: lust leidt niet alléén maar tot doem en ongeluk. Volgens Freud was lust de grondslag tot verheven dingen zoals cultuur en wetenschap. Maar dan wel in gesublimeerde vorm. Seksuele interesses worden omgevormd in niet-seksuele interesses die vormgeven aan de cultuur, en die tot uiting komen in de beoefening van kunst, wetenschap en godsdienst. Als die sublimatie mislukt, leidt lust tot neurosen en perversies. Hoe dan ook, door middel van sublimatie wordt lust niet afgeweerd, of onderdrukt, maar omgevormd tot mooie dingen. Het is eigenlijk het hoogst haalbare wat we met lust kunnen bereiken. Want lust staat voor Freud gelijk aan bevrediging van driften en het vermijden van onlust. Daarmee hanteert hij een vrij Platonische definitie: het organisme is erop uit om onlust en spanning te vermijden, en als dat lukt, dan heb je lust. Een negatief geformuleerde definitie dus.

De Belgische psycho-analyticus Antoon Vergote ziet dat anders. Zoals schoonheid meer is dan de afwezigheid van lelijkheid, zo is lust meer dan de afwezigheid van onlust en spanning. Genieten is ongeremd en ongehinderd, gretig en vol overgave en concentratie kunnen doen wat je wilt, vindt hij - vrij naar Aristoteles overigens: "Genot komt vanzelf voort uit de met bekwaamheid volbrachte handeling zelf. Een dergelijke handeling is inderdaad het vervolmaken van de lustspanning die eigen is aan het driftmatig verlangen". Lust is een bijverschijnsel van datgene te doen dat de mensen eigen is - het gebruik van intellect bijvoorbeeld. Een kind ontwikkelt zichzelf door anderen te voelen en te betasten, nieuwe indrukken op te doen, te exploreren, meesterschap te verkrijgen over zichzelf en anderen - allemaal voorlopers van intellectuele nieuwsgierigheid, exploratiedrang, machtsuitoefening of kunstzinnigheid. Voor Vergote is sublimering niet het vervangen van één soort genot door een andere, nee, sublimatie maakt gebruik van lustbronnen, maar laat deze -in tegenstelling tot Freud- in wezen wel intact. Er zit ook een zeker element van zelfverwerkelijking in Vergote's definitie.

Ars erotica versus 'volwassen leren liefhebben'. De tegenstelling tussen Freud en Vergote vind je als het ware terug in twee tradities van omgaan met seksualiteit en lust: de klassieke en de modern-christelijke. De klassieke traditie kent de ars erotica. Daarin gaat het er om, om de intensiteit van de lust te vergroten door een zekere terughoudendheid in acht te nemen, een zekere matigheid te betrachten. Het gaat om een oefening in zelfbeheersing, teneinde het ultieme genot deelachtig te worden zonder zichzelf door de drift te laten uitputten of meeslepen. Aan dit model beantwoordde het normale vertoog over de seks in de antieke cultuur. In wezen gaat dat uit van een concept van zelf-ontwikkeling of individualisering, dat volgens velen was weggelegd voor 'de eite', niet voor gewone mensen.

De psycho-analyse daarentegen sluit in wezen aan bij de Joods-Christelijke cultuur. Ze presenteert het incestverbod (het verbod aan het jongetje om met zijn moeder te trouwen) als het prototype van een universele morele 'Wet'. Daarnaast formuleert ze de repressie-hypothese: een min of meer biologische drift wordt onderdrukt door een neurotiserende cultuur. Ook de psychoanalyse lijkt erop uit de drift te harmoniseren en te integreren in een maatschappelijk ideaal: de praktijk van een duurzame heteroseksueel-genitale liefde. Zij kent in wezen een somber wereldbeeld: de analyse heeft tot doel om ons te bevrijden van de illusie dat het gemis aan het alomvattende paradijselijk genot kan worden opgeheven. Zo kan verliefdheid plaatsmaken voor volwassen liefde: als men leert de ander niet alleen als middel voor lustbevrediging, maar altijd ook als persoon tegemoet te treden.

Opvallende verschillen tussen beide benaderingen zijn niet alleen de houding en opzichte van lust -de ene cultiveert lust, als ware het een zeldzame rozenstruik; knot haar voorzichtig in de herfst, bemest haar in de lente en geniet van de bloemen en geur als haar takken zachtjes wiegen op de zomeravondwind. De andere gaat haar te lijf met Wetten en fasces, met roede en bijl. En waar de psycho-analyse en de Joods-Chistelijke traditie waaruit zij stamt, op dwingende wijze aangeeft welke handelingen of objecten geoorloofd dan wel ongeoorloofd zijn, onderwierp het antieke individu zich eigener beweging aan een vrijwillige discipline om er mooier, sterker en beter van te worden.

Polarisering. De klassieke houding, moet ik zeggen, komt mij volwassener voor dan de Joods-Christelijke traditie, onder andere door haar nadruk op individualisering in de klassieke zin van het woord: het tot ontwikkeld individu worden. De Joods-Christelijke traditie heeft steeds een grote angst aan de dag gelegd voor zowel seksualiteit als ook het vrouwelijke. De polariteit die zij daarbij poneerde was er één van mannelijke geest tegenover vrouwelijk lichaam, mannelijke beschaving tegenover vrouwelijke verleidelijke driften; mannelijke cultuur tegenover vrouwelijke natuur. Typerend is dat die ene uitzondering maagd was, de bijna lichaamsloze Maria. Seksualiteit kán niet heilig zijn, het is altijd het tegendeel daarvan. Vergeleken daarbij is de ars erotica een flinke stap vooruit. Maar toch, zelfs in de klassieke traditie lust iets dat gecultiveerd wordt. Lust blijft een object. Zouden er nog alternatieven zijn?

Ik kon het ook niet helpen dat ik afdwaalde. Ik kwam uit bij een lezing van Maaike Meijer, getiteld: "'Maar droppels vonken daar, kristallen zoete pijn', over de vrouwelijke stem in erotische poëzie". Daar vond ik een gedicht van Erika Dedinsky, getiteld: Pinkstermorgen.

Pinkstermorgen.

Heel even zoals vroeger
wee van het lange waken
loom bijeenliggen terwijl de veer
van het verlangen weer
langzaam begint te spannen
doornat, moe van geluk

vogels schreeuwen door elkaar ergens
krankzinnig
hun buigzame stemmen raken verstrengeld
kronkelen en bloeien zoals een
teer smeedijzeren hekwerk

o, hoe eerbiedig rust ik nu en adem
in een barokke ochtend

het gordijn wijkt, een vrouwenrok, voor jou,
bollend in de wind of misschien, voor mij
jong groen schaamhaar van opgewonden bomen
het zwelt, rijst, bloed klopt in zijn plooien
nu valt het en beeft krachteloos
eindelijk spuiten de eerste stralen van licht

we zijn pasgeborenen vochtig en broos

ik zwijg met jouw zwijgen
jij slaapt met mijn gezicht

(Uit: Kornoeljeboom, 1975)

Waarom treft mij dit gedicht zo en waarom citeer ik het hier in zijn geheel? In dit gedicht wordt de Joods-Christelijke dualiteit geheel overstegen: op diverse plaatsen in het gedicht worden seksualiteit en natuur één: bijvoorbeeld in het eigen schreeuwen van de geliefden dat verplaatst wordt naar het schreeuwen van de vogels. Het 'kronkelen en bloeien zoals een/teer smeedijzeren hekwerk' verwijst ook naar het kronkelen en (in orgasme) bloeien van de lichamen van de geliefden. Bomen zijn 'opgewonden', het jonge groen wordt schaamhaar. Maaike Meijer, in haar lezing, analyseert verder: “De regel 'we zijn pasgeboren en vochtig broos' laat het vrijen verschijnen als regenererende kracht. Vrijen is als een geboorte (...). Dit is een volkomen ander gevoel dan het befaamde 'post coitum omne animal triste', dat onder andere zou kunnen samenhangen met de christelijke erotiek als een schuldige 'val in het vlees'.


Nog duidelijker is dit omdat het vrijen gesitueerd wordt op Pinkstermorgen. Meijer: “Er is daarvan nog een echo te horen in 'o hoe eerbiedig rust ik nu'. Eerbiedig is men voor iets dat heilig is. Met Pinksteren is men eerbiedig. Wat Dedinsky hier doet, is volstrekt subversief: zij verandert Pinksteren (het feest van de Geest) in een feest van het Lichaam. De eerbied geldt niet het numen van het wonder van de uitstorting van de Geest, maar het numen van deze stortvloed van seksualiteit. Daarmee geeft zij seksualiteit weer de 'heilige' dimensie die er door het dualisme van het lichaamsvijandige christendom uit verdwenen is.”(p. 49). En het is, zou ik toe willen voegen, geen heiligheid die 'van boven', door een openbaring gegeven is, maar simpelweg het ervaren van iets numineus in het leven van alledag.


Dit gedicht vormt wel de sterkst mogelijke tegenstelling tot de lege beelden die Levy beschrijft. Maar het vormt ook een sterke antithese tot het beheersen van seksualiteit en erotiek zoals in de Joods-Christelijke traditie. Het gaat zelfs niet om het vormen en cultiveren van seksualiteit en lust ten behoeve van individuele ontwikkeling, al is dat een lovenswaardig ideaal. Hier wordt seksualiteit gewaardeerd om wat zij is, en dat vereist een houding van bewustzijn van het moment en van alles wat zich daar voordoet. Een bijna tantra-achtige houding zoals ik die elders beschreven heb. Het leidt tot een zeer authentieke beleving van seksualiteit en lust, die daardoor zelfs iets numineus krijgt. Bovendien presenteert Dedinsky hier niet alleen een bevrijdende erotiek, maar ook één die uitgaat van volstrekte gelijkwaardigheid van de partners. Een interessant alternatief.

.