Sunday, April 02, 2006

The Culture of the New Capitalism, Richard Sennett (bijdrage in het kader van het weekenintellectualisme)


Nee ik zat vandaag niet achter mijn computer om enkel stukjes te schrijven over Sam Pormes en het aftreden van partjivoorzitter Herman Meijer (zie vijf stukjes naar onder). In het kader van een essay over globalisering was ik bezig met het bespreken van een pas uitgekomen boek van Richard Sennet over dat onderwerp.

Richard Sennett is één van 's werelds meest toonaangevende sociologen. Als hij een kritiek schrijft op het huidige zakenleven, dan weet je dat er iets aan de hand is: het begin van een tegen-trend. En als hij in de titel het woord 'kapitalisme' noemt, dan weet je dat er zelfs nog iets bijzonderders aan het gebeuren is. Dan weet je dat Links, intellectueel gezien, weer opkrabbelt en na 20, 30 jaar neoliberaal marktdenken weer een tegengeluid weet te formuleren.

Sennett formuleert zijn kritiek in drie essays. Het eerste gaat over de organisatievorm van bedrijven. Markt, zo schrijft Sennett, heeft altijd al veel dynamiek met zich meegebracht. Arbeiders verhuisden naar de steden; bedrijven kwamen op en gingen ten onder. Zeker in de beginfase van de industrialisatie waren bedrijven een chaos. Dat veranderde toen ze op een gegeven moment de militaire organisatievorm overnamen. Men deelde het werk– bijvoorbeeld het lopende-band-werk – in in stukjes en probeerde een zo efficient mogelijke organisatie te vinden. Ford was daarin een pionier. De beste organisatiestructur bleek de alom bekende pyramide.

Pyramidevorm.
Die pyramidevorm had zijn voordelen en zijn nadelen. De structurering van autoriteit en onvrijheid was een nadeel. Maar Sennett heeft ook altijd oog gehad voor de voordelen van organisaties: de pyramidevorm maakte het mogelijk om grote aantallen arbeiders op te nemen in de organisatie. In die zin was de organisatie zeer 'inclusief' te noemen: ze bond mensen. In zijn werk heeft Sennett vaker gewezen op de waarde van sociale structuren. Ze maken het mogelijk om lange-termijn strategieën uit te zetten en investernigen te doen, zowel voor managers als ook voor de mensen die in die organisaties werkten. Die konden er van op aan dat als ze langer daar werkten, en goed hun best deden, hun waarde voor de organisatie, en dus hun rang en wellicht salaris, zou toenemen.

Macht van de aandeelhouder.
Dat nu, dreigt te verdwijnen. Sennett maakt hier een kanttekening: nog niet voor alle bedrijven, maar wel voor een klein aantal gezichtsbepalende multinationals. Sennett signaleert drie belangrijke veranderingen. Op de eerste plaats hebben aandeelhouders veel meer macht gekregen in bedrijven, ten koste van managers. Door het uiteenvallen van de Bretton Woods instituties, begin jaren tachtig, kwam veel kapitaal beschikbaar, dat niet meer gebonden was aan landsgrenzen. Dat zocht naar een rendabele bestemming: het investeren in- en opkopen van bedrijven all over the world.
Aandeelhouders hebben graag snelle winst en kijken niet naar lange termijn-belangen. De kwartaalcijfers zijn belangrijker dan de vraag waar het bedrijf over enkele jaren staat. Bedrijven moesten op korte termijn winst beloven - liefst spectaculaire winst. Dat leidde onder meer tot boekhoudschandelen à la Enron en Ahold. Maar het leidde er ook toe dat bedrijven reorganisatie na reorganisatie aankondigden, omdat alleen al de aankondiging van grootschalig ontslag de beurskoersen van een bedrijf fiks omhoog jaagt, of de reorganisatie nu nodig is of niet.
En tenslotte leidde toenemende automatisering er toe dat de top van het bedrijf steeds sneller de werkvloer kon aansturen, mensen op prestaties kon afrekenen en dat veel handwerk kon worden geautomatiseerd.

Ook voor bedrijven zelf heeft deze ontwikkeling gevolgen. Loyaliteit verdwijnt: zowel binnen een bedrijf als tussen bedrijven en bijvoorbeeld geldschieters, toeleveranciers en afnemers. Informeel vertrouwen en opgebouwde (informele) kennis en ervaring binnen een bedrijf verdwijnt, wat gevolgen heeft voor de kwaliteit van de organisatie.