Sunday, April 10, 2005

Weekendintellectualisme: de aarde is plat en China ligt in het midden.



Dat vindt Thomas Friedman in de New York Times. Plat? Jazeker. Hij heeft er net een boek over geschreven. Plat in de zin dat muren en grenzen zijn weggevallen voor internationale concurrentie. Juist in het veld waar het in de economie van vandaag over gaat: kennis, software, datamanagement. Op zich zegt hij niet zo veel nieuws - maar de schok zit hem er vooral in dat hij laat zien dat die dingen waarvan wij dachten dat we er goed in waren -innovatie- helemaal niet ons fort zijn. Indiers en Chinezen halen ons snel in. En omdat zij een veel grotere bevolking hebben en steeds betere universiteiten en hogescholen, zullen China en India ons fel gaan beconcurreren. Dachten we dat alleen ongeschoolde banen richting buitenland zouden gaan verdwijnen, dan moeten we nu eens even gaan opletten. Brinkhorst's brandalarm in het kwadraat, zo lijkt het. Omdat in China en India een steeds grotere markt ontstaat en een steeds beter opgeleidde beroepsbevolking, zullen bedrijven zich daarheen verplaatsen. De Amerikaanse samenleving moet daarom nòg concurrender worden, dat is het recept dat Friedman voor ogen staat.

Europese droom.
Hoe moet dat dan wel niet voor Europa gelden? Europa is immers qua bevolkingsopbouw slechter af dan de VS: veel minder jongeren, die straks de economie draaiende kunnen houden. En qua top-universiteiten staan we ook niet bovenaan.
Het gekke is, dat in het Oosten wordt erkend dat momenteel Europa's belangrijkste instrument de Europese beschaving zelf is. Wat houdt die dan in? Jeremy Rifkin beschrijft dat in zijn boek "The European Dream". De "Europese droom" spreekt steeds vaker tot de verbeelding van de wereld, in tegenstelling tot de oude "American Dream". De opwaartse mobiliteit, die Amerika tot aan de jaren zeventig kenmerkte, bestaat niet meer. De kloof tussen arm en rijk vergroot zich sinds die tijd alleen maar. Het optimisme, dat de VS zo lang kenmerkte ("van krantenjongen tot miljonair") is verdwenen. Door de afbraak van sociale voorzieningen rest voor degenen die het niet gemaakt hebben een uitzichtloos bestaan. Lees bijvoorbeeld "Nickel and dimed" van Barbara Ehrenreich. Amerikanen hebben weinig reden meer tot optimisme.

Volgens Rifkin is de Europese droom in veel opzichten tegenovergesteld aan de Amerikaanse en veel beter in staat om in te spelen op de maatschappelijke en economische uitdagingen van de 21ste eeuw. Waar in de VS vrijheid wordt geassocieerd met autonomie, onafhankelijkheid en onkwetsbaarheid en autonomie, ligt in Europa de associatie meer met participatie en toegang tot relaties. Tot hoe meer gemeenschappen iemand toegang heeft, hoe meer opties iemand heeft om een vol en betekenisvol leven te leiden. De nieuwe Europese droom richt zich meer op duurzame ontwikkeling, solidariteit, kwaliteit van leven en onderlinge afhankelijkheid.
Rifkin is wel een béétje optimistisch over Europa. Maar wat hij beschrijft als "de Europese droom" sluit wel meer aan bij het van oudsher meer op de gemeenschap gerichte Azië.

Hoe werkt dat, kenniseconomie?
Wat Friedman in zjin doemdenken ook over het hoofd ziet, is hoe creativiteit werkt. Richard Florida beschrijft in zijn boek "The Rise of the Creative class", hoe creativiteit in zijn werk gaat. Het ontwikkelen van nieuwe concepten en ideeen is iets dat inderdaad veel kennis vergt. Maar dan gaat het om kennis die vaak informeel is want nieuw of contextgevoelig. Dat te ontwikkelen vergt informeel, face-to-face contact. Vandaar dat clustering van creatieve mensen noodzakelijk is. Die creatieve klasse, zoals Florida haar noemt, heeft vooral baat bij een open, diverse, stimulerende leefomgeving. Inderdaad, dat sluit aan bij de waarden die Rifkin noemt.

Maar volgens mij hebben wij nog best wel wat te doen, voor die European Dream waarheid wordt.