Shell helpt: scenario's voor mondiale ontwikkeling (1)
Vandaag doen we maar weer eens een bijdrage in het kader van het (paas-)weekend-intellectualisme.
Shell maakt eens in de paar jaar scenariostudies over wereldwijde ontwikkelingen. Absoluut de moeite waard om te lezen - en interessant om vast te stellen dat steeds het meest pessimistische scenario uitkomt.
In 1992 ging de studie over de vraag: worden de krachten van liberalisatie en globalisering omhelst, of stuiten ze juist op grote tegenstand? In het scenario “New Frontiers” groeiden de economieën in ontwikkelingslanden sterk; rijke en arme landen erkenden dat hun lot met elkaar verbonden was. Het andere scenario, “Barricades”, voorzag juist grote tegenstellingen tussen arme en rijke landen, waardoor kansen en mogelijkheden gemist werden.
In de scenariostudie van 1995 was het thema niet meer of globalisering wel geaccepteerd zou worden. TINA (There Is No Alternative) hadden de voorstanders intimiderend gebruld en dat had effect gehad. De vraag was meer hoe het nu verder zou gaan. Scenario “Just do it” voorzag een geindividualiseerde wereld, vol van technologische vernieuwing en ad-hoc netwerken, zelforganiserend maar wel met weinig ruimte voor sociale factoren. “Da Wo” (Big Me) ruimde meer plaats in voor visie: visie op de toekomst en ontwikkeling waarbij onderwijs, sociale cohesie en duurzaamheid even belangrijk waren als winst. En helaas, het is toch echt meer het scenario “Just do it” geworden.
In 1998 gingen de scenario’s in op de vraag welke vorm van globalisering de overhand zou krijgen: van bovenaf, met overkoepelende netwerken en instellingen, en een sterke nadruk op de strategische positie van bedrijven – of van onderop, waarbij grote aantallen mensen steeds beter opgeleid en steeds gezonder werden, en steeds meer ook ontwikkelingen gingen bepalen: diversiteit en volatiliteit waren sleutelbegrippen in dit scenario. En het werd toch meer globalisering van bovenaf...
Globalisering: vooral economisch...
In de scenariostudie "People and Connections" (2001) werden weer twee scenario's tegenover elkaar gezet. “Bussiness class” schetst een beeld van een wereld die gerund wordt als een bedrijf, en waarin een kleine, hoogvliegende global elite de gang van zaken bepaalt. Regeringen faciliteren het economisch proces maar hebben er weinig of niets wezenlijks meer over te zeggen. Sociale voorzieningen worden tot een minimumniveau teruggebracht; mensen hebben de mogelijkheid zich bij te verzekeren op basis van individuele keuzes. Individualiteit lijkt het sleutelwoord. Lijkt, want in wezen zijn keuzes beperkt tot kleine variaties op een thema. De wereld voegt zich naar het Amerikaans economisch model: de Washington Consensus. Dat verbindt de wereld wel effectiever dan een UN zou kunnen doen. Tegelijk ontstaat een nieuw soort 'regeringsvorm': steden, met name wereldsteden als New York, Frankfurt, Londen breiden hun invloed uit omdat ze knooppunten zijn van informatie, financiële markten en daarmee macht. De US volgen meer en meer gewoon hun eigen belangen,onder het motto dat dat uiteindelijk ook de belangen van iedereen zijn. In het algemeen gesproken vergroot het verschil tussen arm en rijk zich.
... of sociaal?
In het andere scenario, Prisma geheten, orienteren mensen zich meer op eigen zingeving, op hun familie en vrienden, op hun eigen culturele erfenis. “Erbij horen” en identiteit zijn hier sleutelbegrippen. Er ontstaan dus meerdere identiteiten, meerdere moderniteiten ook; want ook Hindoeïsme en zelfs Islam ontwikkelen zich. De global elite is nog wel aanwezig, maar vormt een dunne film over een veel grotere laag mensen die het voor het zeggen hebben. Niet de global institutions, maar regionale banden zijn bepalend. Er is niet alleen ruimte voor grote multinationals, maar ook voor kleinere, lokale bedrijven en als multinationals zich in een regio in willen vechten, moeten ze goed op de hoogte zijn van lokale waarden en gebruiken. Internet is een belangrijke factor hierin. Regeringen spelen een belangrijker rol in dit scenario dan in “Business class”, ze voeden sociale cohesie en publieke voorzieningen zoals onderwijs en wetenschap - die weer voedingsbodem vormen voor economische activiteit en vice versa.
|