Friday, September 29, 2006

Kabul.


In de droge tijd onderscheidt Kaboel zich qua kleur niet van de bergen eromheen: stoffig kaki. We landen met een UN-vliegtuig tussen de ISAF-vliegtuigen en de rijen oude legerhelicopters. Bij immigrations vallen de plafondplaten bijna naar beneden maar aan de muur naast ons blinken de billboards voor mobieltjes, banken en hotels.

Het blijkt karakteristiek voor de stad. Halve krottenwijken staan er naast luxueuze winkelcentra. Er wordt stevig gebouwd. De stad kruipt langzaam omhoog op de steile hellingen van de bergen eromheen. Daar bouwen de gewone Afghanen hun huizen. De rijken pakken het anders aan. In de vruchtbare Shomali-vallei schuift de grens van de bebouwing elk jaar een paar kilometer op. En het zijn niet de minste gebouwen die nu in de vallei gebouwd worden. De ene na de andere commandant/krijgsheer pronkt er met enorme huizen, gefinancierd van de winst op de verkoop van niet-helemaal-legaal-verkregen grond. Langs de pas geasfalteerde weg verrijzen winkels van Europese allure. In de verte blinken verwachtingsvol electriciteitsmasten: die moeten stroom gaan leveren vanuit Tadjikistan. Elke week worden er een paar nieuwe restaurants geopend. Kaboel zal spoedig een Aziatische stad worden als alle andere.

Daarin laat men zich niet weerhouden door het veiligheidsprobleem. Amerikaanse zakenmensen en pers rijden rond in gepantserde auto's. Ambassades herken je niet aan de vrolijk wapperende vlag aan de gevel,want die zie je niet eens. Enorme slagbomen,veiligheidssluizen, zandzakken, prikkeldraad, betonblokken en wachthuisjes bovenop de hoeken van de muren geven de ambassade- compounds het uiterlijk van een modern kasteel. Hetzelfde geldt voor de UN- en ISAF-compounds. Hoe hoger de muur en hoe meer betonblokken en zoeklichten, hoe hoger de status. Alleen de Turkse ambassade heeft de moeite genomen om de muur met een paar toeristische posters te behangen.

We mogen niet lopend de straat op vanwege de IED's (improvised explosive devises, oftewel boobytraps) en doen dus alles per auto. Met tegenzin. "Daar ontplofte onlangs de bom voor de Amerikaanse ambassade", wijst onze begeleider. De aanslagpleger moet nerveus geworden zijn, want de plaats van de ontploffing is nog minstens vijftig meter van de poort van de ambassade verwijderd. 'Amateurs', denk ik nog. Maar op de terugweg is de weg opeens afgezet en vol met Italiaanse ISAF-tanks. Er blijkt zojuist een Italiaanse militair omgekomen te zijn door een IED; drie anderen raakten zwaar gewond.

Nee, het zijn waarschijnlijk niet de Taliban, zeggen onze Afghaanse begeleiders: dit zijn eerder de kwijgsheren en de drugsmafia. De mensen die er baat bij hebben om chaos te creeren omdat ze anders hun winstgevende praktijken niet meer voort kunnen zetten. In het zuiden komen steeds meer Taliban binnen vanuit Pakistan. De bewegingsvrijheid voor vrouwen neemt daar weer sterk af. Veel Afghanen nemen het Pakistan kwalijk dat ze op zijn zachtst gezegd weinig doet om de Taliban te bestrijden: de relatie met het buurland is dan ook gespannen.

Over het algemeen genomen zijn de mensen die wij spreken positief over de ISAF-macht, al is duidelijk dat die nog jaren zal moeten blijven. Wel bestaat onvrede over het relatief langzame tempo van ontwikkeling: de gewone Afghaan merkt nog niet veel van economische groei. Corruptie en nepotisme is een groot probleem binnen de regering, erkennen ook de Afghanen zelf. Pesident Karzai moet, om zijn machtsbasis te behouden, samenwerken met de krijgsheren die hij zo verfoeit. De UN, die veel van de wederopbouw voor haar rekening neemt, zal nog jaren hier werkzaam zijn - maar die wordt tenminste vertrouwd. Voorlopig is de strijd in Afghanistan nog niet gestreden.

Over ons werk als ambtenaar mogen we van de afdeling voorlichting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet schrijven, maar over Kaboel wel. Bij deze. De bijdrage moest gecheckt worden door de afdeling voorlichting, vandaar de vertraging.