Thursday, May 25, 2006

De opvolger van de multinational (bijdrage in het kader van het weekendintellectualisme)


Nu ja het is wel geen weekend, maar toch: grijs genoeg om even in de Foreign Affairs te duiken in plaats van in de Maarsseveense plassen.

Multinationals zijn natuurlijk ontzèttend 2005. De nieuwe corporate entity is de Globally Integrated Enterprise. Zo noemt Samuel Palmisano, IBM's CEO, de opvolger van de multinational. In het meest recente nummer van Foreign Affairs beschrijft hij het karakter van deze bedrijven.

Multinationals, tekent hij aan, zijn ontstaan uit protectionisme, tariefmuren en andere handelsbarierres die ontstonden na de Eerste Wereldoorlog. Vanwege de handelsbelemmeringen hadden multinationals 'afdelingen' in veel landen: ze zaten zodoende dicht bij 'hun' markt, en hadden geen last van tariefmuren. Met de toenemende globalisering hebben we de afgelopen twintig jaar grote stromen geld, goederen, en informatie op gang zien komen. Bovendien maakten ICT-ontwikkelingen communicatie en management eenvoudiger. Zo konden bijvoorbeeld gestandaardiseerde technologieën worden geïntroduceerd. En daarmee ontstaat een ander soort bedrijfsorganisatie.

Multinationale bedrijven hoeven niet meer te produceren vlak bij hun afzetmarkt: ze doen hoe langer hoe meer aan outsourcing. Belangrijke delen van hun operations besteden ze uit. Niet alleen salarisadministratie, verkoop of klantenservice, maar ook R&D en andere specialisaties.

Dat vergt andere soorten management. Het gaat nu om zeer complexe operaties die op verschillende plaatsen door verschillende dienstverleners worden utigevord, maar die wel moeten worden geïntegreerd. En de uitbesteede taken zijn echt kerntaken. Communicatie met opdrachtnemers wordt van doorslaggevend belang. Bedrijven raken zeer sterk met elkaar verweven.

Wat voor uitdagingen biedt dit nu? Op de eerste plaats wordt de vraag naar kennisintensief werk groter. Dan gaat het niet alleen om hoog-opgeleidden, die specifieke management-vaardigheden moeten beheersen. GIE's zijn zo goed als hun management, dat al die componenten bij elkaar moet houden en er één geheel van moet maken.

Maar het gaat ook, en wellicht zelfs méér, om lager-opgeleiden. Specifieke vaardigheden moeten getraind worden: ook lager-geschoolde banen worden steeds kennis-intensiever. Er komt dus meer vraag naar scholing op latere leeftijd, ook voor relatief lager-opgeleiden. Was vroeger gewasopbrengst, steenkool of ijzererts de belangrijkste grondstog voor bedrijven, nu wordt Human Capital de allerbelangrijkste grondstof.

Nu bedrijven meer en hechter samenwerken, wordt ook de kwestie van intellectuele eigendomsrechten belangrijk. Ook Palmisano signaleert dat de bescherming van intellectual property rights is doorgeschoten, en dat flexibeler regelingen moeten worden getroffen, die het makkelijker maken gebruik te maken van elders ontwikkelde concepten. Hier sluit hij aan bij Henry Chesbourgh's boek 'Open Innovation', overigens zonder het uitdrukkelijk te noemen. Het is belangrijk dat de producten van kennis, onderzoek en creativiteit toegankelijk worden voor iedereen. Anders is nieuwe innovatie niet mogelijk.

Vertrouwen wordt des te belangrijker, omdat bedrijven zulke diepgaande samenwerkingsverbanden aangaan. Overigens was dat, na de affaires bij WorldComm, Enron en Ahold, natuurlijk al langer een issue. Internationale standaarden -door het bedrijfsleven zelf ontwikkeld- worden belangrijker.

Tenslotte klaagt Palmisano over het korte-termijn denken op de aandeelhoudersmarkten. Het ontwikkelen van partnerschappen kost tijd, en aandeelhouders zouden daarom meer geduld moeten hebben. Interessant om te zien dat een CEO van een US-based bedrijf het Angelsaksisch model ter discussie stelt. Hoe wil hij 'zijn' aandeelhouders verlokken tot meer loyaliteit? Dan zal hij ze toch iets moeten bieden - om te beginnen een lange termijn-visie en daarnaast een wij-gevoel.

Als Palmisano gelijk heeft, wordt het lobbywerk voor -zeg maar- milieubewust en sociaal produceren steeds ingewikkelder. Bedrijven worden immers minder 'grijpbaar' doordat hun structuur complexer is geworden. Anderzijds is het een interessante paradox dat 'GIE's' in toenemende mate belang hebben bij stabiliteit en duurzame lange-termijn-structuren: gezamenlijke waarden en standaarden; lange termijn financiele investeringen; meer investering in onderzoek en in menselijk kapitaal. Dat zou een aanknopingspunt kunnen zijn voor overheden om hun positie ten opzichte van bedrijven te versterken. Nu nog een toefje ecologische duurzaamheid - of meer dan een toefje.